Waarom beoefenen?
Meditatiebeoefening heeft iets onredelijks. Als we het van ons verstand ('goede redenen') alleen moeten hebben, houden we het niet vol.
Onderstaande zinnen zijn zinloos. Over meditatie lezen of schrijven mist bij voorbaat het punt. Er is geen substituut voor zelf zitten.

Omring de problemen waardoor je je voelt omringd
Spiegeltje aan de wand
Meditatie wordt in het westen vaak begrepen als een instrument om iets te bereiken. Bijvoorbeeld om 'echt' te ontspannen, beter te slapen, een bijzondere ervaring te hebben, of een beter mens te worden.
Om te begrijpen hoe traditionele oosterse meditatiebeoefening daarvan verschilt, moeten we een onderscheid maken waar je in onze cultuur vrijwel nooit iets over hoort, maar dat cruciaal is. Namelijk tussen spiegel en reflectie, om een metafoor uit het oosten te gebruiken. Tussen spiegel en speigelbeeld.
Enerzijds is er de inhoud van onze ervaringen, anderzijds is er iets dat die ervaring in al hun verscheidenheid gemeen hebben. Noem het de aard van de ervaring. De inhoud van onze ervaring, dat is alles dat we denken, voelen, zien, horen, ruiken en proeven: onze totale ervaring op elk moment. Het spiegelbeeld dus: telkens anders, nooit precies hetzelfde.

De
aard van de ervaring wil zeggen: dat is dus wat alle verschijningen gemeen hebben. Wat is dat? In de oosterse oefentradities heet dat ‘geest’. Daaronder bedoelt men niet zozeer (alleen) denken/verstand/cognitie, als wel de ruimte waarin de ervaring optreedt, tot bewustzijn komt. En dus ervaring ‘is’. De gemene deler, de spiegel dus. Die spiegel noemt men 'onverwoestbaar', in de zin dat er geen sprake kan zijn van een spiegelbeeld (een bewuste ervaring) zonder een spiegel (het gewaar zijn van die ervaring). Zonder ervaring geen gewaarzijn, zonder gewaarzijn geen ervaring. Onverwoestbaar, ook, omdat de spiegel niet beschadigd of besmeurd kan raken door wat het reflecteert. Het weerkaatst immers alleen.
Het juiste onderscheid
In ons alledaagse leven maken we onderscheid tussen ervaringen. De ene ervaring vinden we leuk, de andere niet. We onderscheiden spiegelbeelden, en leven daarnaar. Noem het horizontaal onderscheid. Het kerninzicht uit oosterse wijsheidstradities is dat we ook verticaal onderscheid kunnen maken. Niet alleen tussen spiegelbeelden onderling, maar tussen spiegel en spiegelbeeld. Tussen inhoud van de ervaring, en de ruimte waarin die ervaring optreedt (ons gewaarzijn).
Tussen de film en het doek, de teller en de noemer, enzovoort.
De Yogasoetra van Patañjali (zeg maar: de yogabijbel) noemt dit 'verticale' onderscheid "het reddende vlot dat alles draagt" [3.54]. Reddend, omdat het niet de ervaringen snoeit die we niet leuk vinden, maar raakt aan de wortel van het ervaren zelf. Aan die éne conditie van al ons lijden: dat we alles dat onze geest ons voorschotelt zien als absolute werkelijkheid. Dat we het relatieve verabsoluteren. Dat afleren is ontzettend moeilijk, en verklaart waarom er sprake is van ‘beoefening’.
Een controlerende hallucinatie
Om even uit het paradigma van oosterse wijsheid te stappen: de neurowetenschap vertelt ons in zekere zin hetzelfde.
Anil Seth, een vooraanstaande neurowetenschapper, noemt ons bewustzijn een "controlerende hallucinatie" (Being You,
2022, p. 189). Ons brein is geëvolueerd om te overleven en DNA door te geven. Dat levert ons in zekere zin de ervaring/realiteit op die daarvoor nodig is. We zien wat we nodig hebben, wat vele generaties voor ons nodig hadden. Een aardbei 'is' niet rood, maar verschijnt als rood. Zodat de apen die onze voorouders waren, deze snel konden vinden en opsmullen. En zo overleven en hun DNA doorgeven.

Inkeren
Het kneepje van inzichtmeditatie zit 'm in het vermogen dat 'juiste' onderscheid te maken. De aandacht verleggen van de inhoud van het bewustzijn, van alles dat verschijnt, naar de ruimte waarin alles verschijnt: het gewaarzijn. Dit is in woorden niet te vangen; toch ontkomen we er niet aan er iets over te zeggen, bij wijze van richtingaanwijzing.
De reden dat dit soort tradities van 'leegte' spreken (een imperfecte westerse vertaling), is dat die ruimte niets in het bijzonder bevat. Alles verschijnt erin, en dus in zekere zin ook niets (in het bijzonder). Hiermee wordt dus geen nihilistisch, koud, zinloos universum bedoeld, zoals wel eens wordt gedacht. Wat beschreven wordt is kijken naar het kijken zelf. Niet naar iets kijken, maar naar kijken kijken. Wat zie je dan? Kan een oog zichzelf zien? Wat dan verschijnt, noemt men ‘leegte’.
Woorden als aandachtigheid, gewaarzijn, en dergelijke, vallen tegen deze achtergrond wat beter op hun plaats. Wat ook duidelijk wordt is dat het om iets anders te doen is dan 'ons beter concentreren' of om een of ander leefstijlvoordeel. Natuurlijk is het vermogen om onze aandacht vast te houden belangrijk, voor onze beoefening, omdat we ‘er doorheen willen’, door ‘de poort’ die die aandacht vormt. In de Zen spreekt men van de ‘poortloze poort’. Bij wijze van analogie: als de voordeur van je huis elke seconde op een andere plek zou verschijnen, zou je je huis niet in kunnen. Als elke inhoud van de ervaring een deur zou zijn naar je ‘ware huis’, d.w.z. naar de ruimte waarin die ervaring verschijnt, dan kan alles als poort dienen, is elke ervaring een voordeur. Echter is de kans klein dat we ons dat realiseren, omdat onze geest te beweeglijk is. De aandachtigheid die nodig is om willekeurig welke ervaring dan ook als ‘poortloze poort’ te benutten, is dan niet stabiel genoeg. Verstilling is, met andere woorden, voorwaarde voor realisatie, van ‘inkeer van ons bewustzijn in zichzelf’. In plaats van de oorzaken en oplossingen van onze problemen buiten onszelf te zoeken, komen we tot ons ‘ware’ zelf, waarin onse ervaring nog niet door onze woorden, concepten en overtuigingen gekaapt zijn. Die inkeer, inzicht in de aard van onze ervaring, is voorwaarde om door de inhouden van ons bewustzijn wat minder snel te worden gevangen. Ze te herkennen voor wat ze zijn: levensechte, voortdurend veranderende verschijning. Daarvoor hoeven we niets anders te denken, voelen, ruiken, horen etcetera dan we doen. De inhoud van de ervaring hoeft niet te worden gemanipuleerd, alleen hartgrondig te worden bestudeerd. Te worden doorzien. Dat lukt alleen in/door verstilling.
Zenmeester Tozan (9de eeuw n. Chr.) dichtte daar als volgt over:
Lang zocht ik het buiten mezelf, en was ik er ver van verwijderd.
Nu ga ik alleen, en kom ik het overal tegen.
Het is gewoon ikzelf,
al ben ik het zelf niet.
Nu ik het zo zie,
kan ik eindelijk zijn zoals ik ben.
Een geestige bol
Om deze ideeën soort van te visualiseren, kunnen we een object pakken dat in de jaren '80 en '90 populair was, namelijk een teslabol (of plasmalamp). In zo'n bol zit edelgas, die elektrische geleiding zichtbaar maakt. Het is geen gekke weergave van de aard van ons brein, en dus ons bewustzijn. Die is
(fysio-)elektrisch. Miljarden neuronen schieten elke seconde meermalen signalen af, die gezamenlijk onze ervaring tot stand brengen. Elke seconde verandert die ervaring dus meermalen, geen enkele ervaring is identiek. Onderstaand filmpje (0:28) illustreert die dynamiek.
Het verschil tussen twee soorten mentale toestanden wordt ook duidelijk, wanneer we onze vinger op de bol leggen, en er weer af halen.
In het eerste geval zien we een bewustzijn dat ergens door 'gegrepen' is. In het tweede geval zien we vrij bewegend bewustzijn (vrij gewaarzijn).
Die eerste staat is onze normale staat: we zijn in de regel altijd ergens door gegrepen, qua aandacht. Die tweede staat is de echte 'beginner's mind'. Een geest die overal voor openstaat, die niets uitsluit en niets opzoekt. Waarlijk onbevangen is.
Glimpen van vrijheid
Zoals eerder opgemerkt, is bovenstaande maar een verhaal. Als zodanig is het misschien interessant, maar weinig zinvol.
Wil deze overlevering van oude wijsheid ‘tractie’ krijgen, d.w.z. doorwerken in ons leven van alledag, dan zullen we er werk van moeten maken. Niet als wéér iets op ons lijstje met doelen en voornemens, maar iets van een andere orde. Iets dat we met volledige overgave doen, ‘alsof ons hoofd in brand staat’ (en we een emmer water zoeken), zoals men zegt in de Zen.
Met de juiste inzet en begeleiding kunnen we misschien een glimp opvangen van ons ‘oorspronkelijk gezicht’, van de spiegel die onze geest welbeschouwd is. Tenminste, als we door verdere beoefening die glimpen weten te stabiliseren. Net zolang tot onze alledaagse geest er geheel van doordrongen raakt. Zoiets kan de zin (Zen) van een mensenleven zijn. Of van vele mensenlevens, figuurlijk gesproken. Immers incarneren we in dit biologische leven in zekere zin elke dag/uur/minuut/ seconde opnieuw. Ons dat realiseren, met ons hele lichaam en ons hele hart, is ‘waarom wij mediteren’.
We verheffen onze stem om een echo tot zwijgen te brengen. Het ontgaat ons dat onze stem de oorzaak van de echo is.
— Genyo's Ene Ding, Boek der Gelijkmoedigheid (1224)
Valkuilen
Er bestaan allerlei mythen over wat het zou betekenen om te mediteren en om dit soort 'awakenings' te hebben. We zouden meester worden over onze emoties, half of helemaal heilig, volkomen onthecht zijn van al het materiële, enzovoort. De vele schandalen die over en rond goeroes naar buiten zijn gekomen (ongetwijfeld nog maar het puntje van de ijsberg), maken direct duidelijk hoe onrealistisch dat is en ook hoe gevaarlijk/misleidend. Het wijst op twee belangrijk risico's van meditatie, 'spirituele vermijding' en 'spiritueel materialisme' geheten. Het eerste slaat op het vermijden van heftige emoties door meditatie, onder het juk van een ideaal ('meesterschap'). Het tweede slaat op de eigendunk die we kunnen ontwikkelen, een beeld van onszelf als 'gevorderde' beoefenaar. Deze valkuilen zijn reëel en misschien onvermijdelijk. De goede leraar onderscheidt zich hier, en kan de student behoeden.
Tragikomedie
Ons leven blijft een tragikomedie, om met filosoof Tim Fransen te spreken (naar het gelijknamige boek), al mediteren we tot we een ons wegen. Het doel van meditatie is ook niet om op te houden met denken, wat vaak gedacht wordt. De 'teslabol' laat het zien: alle gewaarzijn gaat gewoon door, wanneer deze niet is aangeraakt. Alleen beweegt het vrij tussen alle gewaarwordingen. Niets springt er uit, niets is bijzonder. Niets onderdrukt, niets toegevoegd. In het boeddhisme heet dat 'zoheid', 'gegevenheid'. Wat het ook is, het is NU volkomen het geval.
